klik op de witte balken om een nieuw blad te openen
Who (whose,whom) : deze gebruik je bij personen
The woman who lives next door is a doctor.
Which : deze gebruik je bij dingen, dieren enz.
Where is the cheese which was in the fridge?
of om een heel zinsdeel te vervangen : They moved to London, which was a pity.
That : bij zowel personen als dingen
That mag je echter niet altijd gebruiken. Dit hangt af van het soort bijzin
My brother Jim, who lives in London, is a dentist.
De hoofdzin is: My brother Jim is a dentist. We weten al over wie we het hebben.
De bijzin 'who lives in London' geeft hier alléén extra informatie
In dit soort bijzinnen mag je nooit THAT gebruiken !
Bijzinnen die alléén extra informatie geven staan altijd tussen komma's
The woman who lives next door is a dentist.
De hoofdzin is: The woman is a dentist.
De bijzin 'who lives next door' is hier noodzakelijk om te bepalen over wie we het hier hebben.
In dit soort bijzinnen mag je THAT gebruiken !
The woman that lives next door is a dentist.
Whose betekent 'wiens' of 'van wie'
Do you know whose car this is? - Weet je van wie deze auto is (wiens auto dit is?)
He's the boy whose father is a famous rugby player.
Whom kun je gebruiken als het niet het onderwerp van de bijzin is
The man whom* I wanted to see wasn't at home. (I is het onderwerp)
*het is hier echter gebruikelijker om who of that te gebruiken of het helemaal weg te laten
whom gebruik je ook na voorzetsels: The woman with whom he fell in love
Het betrekkelijk vnw kun je weglaten als het NIET het onderwerp van de bijzin
The girl (who) I wanted to visit was away. (I is het onderwerp van de bijzin)
Have you found the keys (that) you lost ?